Minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil schijnzelfstandigheid breed aanpakken. Een ambitieuze missie, die nog geen van haar voorgangers tot een goed einde wist te brengen. I-ZO Nederland heeft daarom samen met andere brancheorganisaties een brief geschreven om de minister en het parlement te inspireren met constructieve oplossingen.
“Schijnzelfstandigheid is een misstand en komt in alle lagen van de arbeidsmarkt voor.” Dat schrijft minister Van Gennip in haar antwoord op kamervragen over de handhaving van de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (Wet DBA). De minister geeft daarin ook aan dat ze die schijnzelfstandigheid breed wil bestrijden.
Dat is voor I-ZO een reden tot zorg, zo stelde voorzitter Josien van Breda op de ledenbijeenkomst van 23 juni. Want hoe baken je schijnzelfstandigheid af? Wanneer mag je als zzp’er werken en wanneer wordt dat problematisch? Daarop heeft de politiek tot op heden nog geen pasklaar en helder antwoord kunnen vinden.
Webmodule geeft geen duidelijkheid
Na het afschaffen van de VAR door de Wet DBA bleef alleen de Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie (WBA, verkort webmodule) over als toetsingsinstrument voor de regels rond schijnzelfstandigheid. Dit moest een online tool worden waarmee opdrachtgevers kunnen bepalen of ze voor een opdracht een zelfstandige kunnen inhuren. Maar ook deze tool geeft in dertig procent van de gevallen geen ondubbelzinnige uitkomst, zo blijkt uit een pilot.
De politiek dreigt nu zijn heil te zoeken in nieuwe criteria om te bepalen of iemand wel of niet arbeid in loondienst moet verrichten. Het gaat dan om criteria als ‘gezag’ en ‘inbedding in de organisatie’. “Als deze criteria leidend worden, is dat redelijk rampzalig voor onze leden”, aldus Van Breda. “Dan kan er nauwelijks iets meer.”
Handhaving schijnzelfstandigheid onmogelijk
Voorlopig lijkt het kabinet wel te beamen dat er duidelijker regelgeving nodig is. “Goede handhaving op schijnzelfstandigheid kan alleen als er duidelijkheid is over regelgeving en er een ‘gelijker speelveld’ is tussen zelfstandigen en werknemers op het vlak van belastingen en sociale zekerheid.” Dat staat in een kamerbrief van minister Karien van Gennip (Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en staatssecretaris Marnix van Rij (Fiscaliteit en Belastingdienst) van vrijdag 24 juni.
Daarmee reageren Van Gennip en Van Rij op een rapport van de Algemene Rekenkamer en een onderzoek van de Auditdienst Rijk (ADR) over de handhaving op schijnzelfstandigheid. Uit deze onderzoeken blijkt dat de Belastingdienst nauwelijks bedrijven aanpakt die werknemers onterecht als zelfstandige laten werken. En dat kan ook niet op basis van de huidige regelgeving, schreef voorzitter Josien van Breda al eerder in een blog: “Het onderzoek van de Rekenkamer bevestigt: de Wet DBA moet vervangen worden door nieuwe regels.”
Regelgeving naar Belgisch model
In een gezamenlijke brief aan minister Van Gennip en staatssecretaris Van Rij dragen brancheorganisaties I-ZO Nederland, ABU, Bovib, NBBU, RIM en VvDN daarom suggesties aan voor regels en criteria die wel uitvoerbaar en handhaafbaar zijn. Ze stellen voor om daarvoor te kijken naar hoe buurland België de regelgeving rond schijnzelfstandigheid heeft ingericht.
België heeft de criteria voor wanneer een bedrijf nu wel en niet een zelfstandige mag inhuren vastgelegd in de Arbeidsrelatiewet. De criteria zijn daarbij opgeknipt in drie lagen.
De eerste laag is die van de neutrale criteria, zoals de verplichting je te registeren bij de Kamer van Koophandel, een BTW-nummer te hebben en een administratie te voeren.
Een tweede laag van algemene criteria gaat om de ‘wil van de partijen’ (heeft iemand in vrijheid gekozen voor statuut van ‘zelfstandige’), de vrijheid om het werk zelf te kunnen organiseren (inclusief vrijheid bepalen werktijden) en het ontbreken van hiërarchie.
Sectorale afspraken over schijnzelfstandigheid
Interessant is vervolgens de derde laag met sectorale regels. Daarin zitten zwaardere, aanvullende criteria voor een zestal sectoren waar de kans op misbruik groter is, zoals bouw, landbouw en vervoer. Dan moet de opdrachtgever aantonen dat iemand ook echt ondernemer is (investeringen doet, financieel risico draagt, bewijs van vakbekwaamheid). Die extra criteria komen er binnenkort ook voor platformwerkers.
I-ZO Nederland ziet net als de andere genoemde brancheorganisaties wel heil in het maken van sectorale afspraken voor Nederland. “Verschillende sectoren zijn daarover al in gesprek. En I-ZO heeft met een aantal sectoren goede banden”, zo stelt Josien van Breda.
Vervolg politieke traject
Minister Van Gennip heeft toegezegd dat ze nog binnen deze ambtstermijn met een oplossing komt. Op 30 juni is er een Kamerdebat over het arbeidsmarktdossier. Daarin is het bestrijden van de schijnzelfstandigheid maar een van de vele thema’s. Op 1 juli komt de minister met een hoofdlijnenbrief over de arbeidsmarkt. De tijd dringt dus, zegt Josien van Breda. En toch blijft het koffiedik kijken hoe die oplossing eruit komt te zien.
De uitkomsten van de politieke besluitvorming zullen in ieder geval voer blijven voor discussie, verwacht Josien van Breda. Daarvoor zal zeker ook ruimte zijn tijdens de ledenbijeenkomst van 15 september 2022, met als thema “Zzp’ers binden en boeien. Hoe behoud je de voordelen van het zzp-schap binnen andere contractvormen”.